Satan (Hebreeuws: הַשָׂטָן , ha-Satan, de tegenstander) is in het Oude Testament een algemene aanduiding voor uiteenlopende tegenstanders zoals de vorst van Tyrus (Ezechiël 28 en verder) en de stad Babel (Jesaja 14:14). Bij christenen en islamieten wordt Satan de benaming van een enkele persoonlijkheid, ook wel aangeduid als de duivel of Lucifer en gezien als een gevallen (aarts-)engel, die door [url=https://nl.wikipedia.org/wiki/God_(monotheïsme)][color=#0b0080]God[/color][/url] uit de hemel werd geworpen toen deze tegen God in opstand kwam. Hij is de leider van rebellerende gevallen engelen, die onder zijn aanvoering God verlaten hebben en wordt gezien als de verpersoonlijking van het kwaad.[sup][1][/sup] Volgens moslims is hij geen engel maar een djinn.
Satan is volgens traditionele christenen, joden en moslims nooit gelijkwaardig aan God en zij verwerpen dan ook de gedachte dat er een soort tweestrijd aan de gang is tussen een 'macht van het goede' en een tegengestelde 'macht van het kwade', die even sterk zijn. God heeft volgens hen dus het laatste woord.
Een groot deel van de populaire, algemeen bekende kenmerken van de duivel zijn niet Bijbels, maar bestaan uit een mengeling van oude en nieuwe opvattingen. Dit verschil tussen de Bijbelse Duivel en de buiten-Bijbelse duivel valt meestal in het 'voordeel' van de laatste variant uit.